Hoofdstuk 40

e zon kondigde een prachtige, warme dag aan. De lucht, even helder en wolkeloos als veertig jaar gele den bij het huwelijk van een horige genaamd Bernat Estanyol, stond als een blauwe koepel boven de duizenden horigen die zich op de vlakte hadden verzameld. Bijna was het zover, en Elionor, in haar mooiste kleren, liep nerveus door de enorme zaal op het kasteel van Montbui. Alleen de edelen en ridders ontbraken nog! Joan, in zijn zwarte habijt, zat in een stoel en Arnau en Mar wisselden een vrolijke blik van verstandhouding bij elke wanhopige zucht die aan Elionors keel ontsnapte, alsof het hen allemaal niet aanging.

Ten slotte arriveerden de edelen. Zonder de vormen in acht te nemen en al even ongeduldig als zijn meesteres, stormde een bediende van Elionor het vertrek binnen om hun komst aan te kondigen. De barones ging voor het raam staan en toen ze zag wie er buiten stonden, straalde haar gezicht van geluk. Haar edelen en ridders waren in vol ornaat op de vlakte aangekomen. Met htm weelderige kleren, hun zwaarden en juwelen mengden ze zich onder het volk en voegden zo wat kleur en glans toe aan de grijze, sombere en versleten kleding van de boeren. De paarden verzamelden zich aan de hand van de palfreniers achter het podium en hun gehinnik maakte een einde aan de stilte waarmee de eenvoudige boeren de komst van hun heren hadden gadegeslagen. Onder aan het podium waar de edelen en ridders de eed van trouw aan htm nieuwe heer en vrouwe zouden zweren, zetten de bedienden luxueuze stoelen neer, bekleed met felgekleurde zijde. Instinctief gingen de mensen een eindje van de achterste rij vandaan, waardoor er een flinke ruimte tussen henzelf en de bevoorrechten openbleef.

Elionor keek nogmaals door het raam en glimlachte weer toen ze zag met hoeveel vertoon van luxe en waardigheid haar vazallen haar kwamen begroeten. Toen ze uiteindelijk samen met haar familie tegenover hen op het podium zat en van een afstandje naar hen keek, voelde ze zich een echte koningin.

Elionors klerk, die als ceremoniemeester optrad, opende de plechtigheid door het decreet van Pere iii voor te dragen waarmee hij Elionor, pupil van de koning, als bruidsschat de baronie van Granollers, Sant Viceng en Caldes de Montbui schonk, met alle vazallen, landerijen en inkomsten die daarbij hoorden... Elionor genoot van de woorden van de klerk; ze voelde zich erkend en benijd - gehaat zelfs - door al die mannen die tot nu toe vazal van de koning waren geweest. Ze zouden de vorst altijd trouw verschuldigd blijven, maar vanaf nu zou zij een extra schakel vormen tussen de koning en hen in. Arnau besteedde echter geen enkele aandacht aan de woorden van de klerk en beantwoordde alleen maar de glimlach van de boeren die hij had bezocht en geholpen.

Tussen het gewone volk, zonder zich te interesseren voor wat er daar gebeurde, stonden twee vrouwen in de opvallende kleren die ze als hoer verplicht waren te dragen: de een al oud, de ander een rijpe, maar mooie vrouw, die haar attributen trots liet zien.

'Edelen en ridders,' riep de klerk, die nu wel Arnau's aandacht had, 'bewijst u hulde aan Arnau en Elionor, baron en barones van Granollers, Sant Vicen? en Caldes de Montbui?'

'Nee!'

Het ontkennende antwoord leek de hemel te doorklieven. De weggezonden kasteelheer van Montbui was opgestaan en had de vraag van de klerk met bulderende stem beantwoord. Een dof gemompel steeg op uit de menigte achter de edelen. Joan knikte alsof hij het al had zien aankomen, Mar wankelde en voelde zich een vreemde bij al die mensen, Arnau aarzelde wat hij moest doen en Elionor werd bleek; haar gezicht werd zo wit als een doek.

De klerk keek opnieuw naar het podium, wachtend op de instructies van zijn meesteres, maar toen die uitbleven nam hij zelf het initiatief: 'U weigert?'

'Wij weigeren,' riep de kasteelheer zelfverzekerd. 'Zelfs de koning kan ons niet dwingen om hulde te brengen aan iemand van een lagere stand dan wij. Zo staat het in de wet!' Joan knikte somber. Hij had het Arnau niet willen zeggen. De edelen hadden Elionor misleid. 'Arnau Estanyol,' ging de kasteelheer schreeuwend verder tegen de klerk, 'is Barcelonees burger, de zoon van een gevluchte boer. Wij gaan geen eer bewijzen aan de gevluchte zoon van een horige, ook al heeft de koning hem nog zozeer de baronieën die je noemt geschonken!'

De jongste van de twee vrouwen was op haar tenen gaan staan om het podium te zien. De edelen daar hadden haar nieuwsgierigheid gewekt, maar toen ze de naam van Arnau hoorde noemen, burger van Barcelona en zoon van een boer, knikten haar knieën.

De klerk keek weer naar Elionor, terwijl op de achtergrond het gemompel van de menigte klonk. Arnau keek ook naar haar, maar de pupil van de koning vertoonde geen enkele reactie. Ze was als verlamd. Na de eerste schrik was haar verbazing omgeslagen in woede. Haar witte gezicht was rood geworden: ze trilde van woede en het leek of haar handen, stijf om de armleuningen van haar stoel geklemd, het hout wilden vermorzelen.

'Waarom heb je me verteld dat hij dood was, Francesca?' vroeg Aledis, de jongste van de twee prostituees.

'Hij is mijn zoon, Aledis.'

'Arnau is jouw zoon?'

Francesca knikte en maande Aledis tegelijk haar stem te dempen. Voor niets ter wereld wilde ze dat iemand te weten zou komen dat Arnau de zoon van een hoer was. Gelukkig hadden de mensen om hen heen alleen maar oor voor de woordenwisseling tussen de edelen.

De discussie leek met het moment heftiger te worden. Omdat de anderen slechts passief bleven toekijken, besloot Joan in te grijpen.

'Misschien hebt u gelijk,' zei hij vanachter de diep gekwetste barones, 'en kunt u weigeren de hulde te brengen, maar dat ontslaat u niet van de plicht om uw heer en vrouwe diensten te bewijzen en dat met uw handtekening te bekrachtigen. Dat staat in de wet! Bent u daartoe bereid?'

Terwijl de kasteelheer, die wist dat de dominicaan gelijk had, naar zijn metgezellen keek, wenkte Arnau Joan om naar hem toe te komen.

'Wat betekent dat?' vroeg hij zachtjes.

'Ze redden hun eer. Ze brengen geen hulde aan...'

'Aan iemand van een lagere stand,' hielp Arnau. 'Je weet dat dat me nooit iets heeft kunnen schelen.'

'Ze brengen je geen hulde en onderwerpen zich ook niet aan je als vazal, maar de wet verplicht hen om jou diensten te blijven bewijzen en daarvoor te tekenen, en erkentelijk te zijn voor het land en de eer die ze aan jou danken.'

'Zoiets als de capbreus die ze de boeren laten tekenen?'

'Zoiets, ja.'

'We tekenen,' antwoordde de kasteelheer.

Arnau schonk niet de minste aandacht aan de edelman. Hij keek hem niet eens aan. Hij dacht na; hier lag de oplossing voor de ellende van de boeren! Joan stond nog steeds over hem heen gebogen. Elionor telde niet meer mee; haar ogen keken verder dan het schouwspel, naar verloren illusies.

'Betekent dat dat ik nog steeds de leiding heb en gehoorzaamd moet worden, hoewel ze me niet als hun baron erkennen?' vroeg Arnau aan Joan.

'Ja. Ze redden alleen hun eer.'

'Dat is goed,' zei Arnau, en hij ging rustig staan en wenkte de klerk. 'Zie je die open ruimte tussen de heren en het volk?' vroeg hij, toen hij naast hem stond. 'Ik wil dat je daar gaat staan en mij zo luid als je kunt woord voor woord nazegt. Ik wil dat iedereen hoort wat ik ga zeggen!' Terwijl de klerk naar achter de edelen liep, glimlachte Arnau cynisch naar de kasteelheer, die op een antwoord op zijn toezegging stond te wachten. 'Ik, Arnau, baron van Granollers, Sant Viceng en Caldes de Montbui...!'

Arnau wachtte tot de klerk zijn woorden zou roepen: 'Ik, Arnau,' herhaalde de klerk, 'baron van Granollers, Sant Viceng en Caldes de Montbui...'

'...verklaar dat ik op mijn grondgebied alle gewoonten verbied die bekendstaan als kwalijke gebruiken...'

'...verklaar...' 'Dat kun je niet doen!' schreeuwde een van de edelen, de klerk onderbrekend. Arnau vroeg Joan met zijn blik om bevestiging dat hij die bevoegdheid had. 'Dat kan ik wel,' antwoordde Arnau, toen Joan instemmend knikte.

'We gaan naar de koning!' schreeuwde een ander.

Arnau haalde zijn schouders op. Joan liep naar hem toe.

'Heb je bedacht wat er met deze arme mensen gebeurt als je ze eerst hoop geeft en de koning je woorden vervolgens ontkracht?

'Joan,' antwoordde Arnau met een nieuwe zelfverzekerdheid, 'ik mag dan niet veel van eer, adel of ridders weten, maar ik ken wel de aantekeningen in mijn boeken met betrekking tot de leningen aan zijne majesteit. Die zijn overigens na mijn huwelijk met zijn pupil voor de strijd tegen Mallorca aanzienlijk toegenomen,' voegde hij er glimlachend aan toe. 'Dat weet ik wel. Ik verzeker je dat de koning mijn woorden niet in twijfel zal trekken.'

Arnau keek naar de klerk en beduidde dat hij door moest gaan: '...verklaar dat ik op mijn grondgebied alle gewoonten verbied die bekendstaan als kwalijke gebruiken...' riep de klerk.

'Ik verklaar hierbij dat het recht van intestia is afgeschaft, het recht waarmee de heer een deel van de bezittingen van zijn horigen erft.' Arnau sprak langzaam en duidelijk verder, zodat de klerk zijn woorden kon herhalen. Het volk luisterde in stilte toe, ongelovig en hoopvol tegelijk. 'En het recht van cugutia, waarmee de heren zich de goederen van een overspelige vrouw toe-eigenen, voor de helft of volledig. Het recht van exorquia, waarmee ze een deel van de bezittingen krijgen van boeren die kinderloos sterven. Het ius maletract-tandi, waarmee de heren de boeren naar goeddunke handelen en zich van hun spullen meester kunnen maken.' Het was stil terwijl Arnau sprak, zo stil dat de klerk zweeg omdat hij merkte dat de menigte de toespraak van hun heer zonder problemen kon volgen. Francesca greep Aledis bij de arm. 'Het recht van arsia, dat de boer verplicht zijn heer schadeloos te stellen in geval van brand op lijn hoeve. Het recht van firma de espoli forzada, dat de heer het recht geeft de eerste nacht met de bruid te slapen...' De zoon kon het niet zien, maar onder de menigte, die zich steeds vrolijker begon te roeren toen het besef doordrong dat zijn woorden ernstig gemeend waren, maakte een oude vrouw, zijn moeder, zich van Aledis los en sloeg haar hand voor haar gezicht. Onmiddellijk begreep Aledis alles. Tranen welden op in haar ogen en ze omhelsde haar bazin. Ondertussen bespraken de edelen en de ridders onder aan het podium hoe ze de zaak het beste aan de koning konden voorleggen.

'Ik verklaar hierbij alle verdere diensten verboden waartoe de boeren tot nu toe verplicht zijn geweest, anders dan het betalen van de billijke en wettige pacht voor htm land. Ik verklaar jullie vrij om je eigen brood te bakken, je dieren te beslaan en je gereedschap te repareren in eigen smederijen. De vrouwen, de moeders, verklaar ik vrij om te weigeren gratis de kinderen van de heren te zogen.' De oude vrouw, in herinneringen verzonken, kon niet meer ophouden met huilen. 'En ook om te weigeren gratis in het huis van de heer te dienen. Ik ontsla jullie van de plicht om de heren met Kerstmis geschenken te geven en gratis hun land te bewerken.'

Arnau zweeg even, terwijl hij naar de menigte achter de bezorgde edelen keek die op iets bepaalds zat te wachten. Er ontbrak nog één ding! De mensen wisten het en wachtten vol ongeduld toen Arnau plotseling zweeg. Er ontbrak nog één ding!

'Ik verklaar jullie vrij!' riep hij ten slotte. De kasteelheer schreeuwde het uit en hief zijn vuist naar Arnau.

Ook de edelen in zijn gezelschap gebaarden en schreeuwen. 'Vrij!' snikte de oude vrouw, terwijl de menigte juichte. 'Vanaf vandaag, de dag waarop een paar edelen hebben geweigerd

om de pupil van de koning hulde te brengen, zullen de boeren die het land bewerken in de baronieën Granollers, Sant Viceng en Caldes de Montbui dezelfde rechten hebben als de boeren in het nieuwe Catalonië, de boeren in de baronieën Etenga en la Conca del Barerá, op het platteland van Tarragona Sagarra en la Garriga, in het markizaat Aytona, in het gebied van Tortosa of op het platteland van Urgell... dezelfde rechten als de boeren in alle negentien gewesten van Catalonië, dat met de inspanning en het bloed van jullie vaderen is veroverd. Jullie zijn vrij! Jullie zijn boeren, maar jullie zullen hier nooit meer horigen van het land zijn, en jullie kinderen en kleinkinderen evenmin!'

'Dus ook de moeders niet,' fluisterde Francesca bij zichzelf, 'ook de moeders niet,' herhaalde ze. Ze barstte opnieuw in tranen uit en greep zich vast aan Aledis, die tegen haar tranen moest vechten.

Arnau moest het podium verlaten om te voorkomen dat het volk zich op hem zou storten. Joan hielp Elionor, die niet meer in staat was te lopen. Achter hen probeerde Mar haar emoties onder controle te houden.

Zodra Arnau en zijn gevolg naar het kasteel waren vertrokken, stroomde de vlakte geleidelijk leeg. Nadat ze hadden afgesproken hoe ze de zaak aan de koning zouden voorleggen, reden de edelen in gestrekte galop weg, en de mensen die in drommen op de wegen liepen, moesten het veld induiken om niet door de woedende ruiters overreden te worden. De boeren liepen langzaam terug naar huis, met een glimlach op hun gezicht.

Slechts twee vrouwen bleven stil op de vlakte achter.

'Waarom heb je me bedrogen?' vroeg Aledis.

Nu keek de oude vrouw haar aan.

'Omdat je hem niet verdiende... en ik niet wilde dat hij zijn leven met jou zou delen. Jij was niet voor hem bestemd.' Francesca kende geen twijfel. Ze zei het koel, zo koel als ze met haar hese stem maar kon.

'Denk je echt dat ik hem niet verdiende?' vroeg Aledis.

Francesca veegde haar tranen weg en hervond de energie en de vastberadenheid waarmee ze jarenlang haar beroep had kunnen uitoefenen.

'Heb je dan niet gezien hoe hij is? Heb je niet gehoord wat hij heeft gedaan? Denk je dat zijn leven er met jou ook zo had uitgezien?'

'Dat van mijn man en het duel...'

'Was niet waar.'

'Dat ze me zochten...'

'Ook niet.' Aledis fronste haar wenkbrauwen en keek naar Francesca. 'Jij had tegen mij ook gelogen, weet je nog?' zei de oude vrouw verwijtend.

'Daar had ik zo mijn redenen voor.'

'En ik de mijne.'

'Je wilde mij strikken voor je... Nu begrijp ik het.'

'Dat was niet het enige, maar ik geef het toe, ja. Maar heb je iets te klagen? Hoeveel argeloze meisjes heb jij sindsdien niet in de val gelokt?'

'Dat was niet nodig geweest als jij...'

'Ik herinner je eraan dat je zelf voor dit leven hebt gekozen.' Aledis aarzelde. 'Anderen, zoals ik, hadden geen keus.'

'Het was heel onaangenaam, Francesca. Om naar Figueres te komen, me te vernederen, me te onderwerpen, en waarvoor?'

'Je hebt het goed, beter dan vele edelen die hier vandaag waren. Het ontbreekt je aan niets.'

'Wel aan mijn eer.'

Francesca richtte zich op, voor zover ze dat met haar versleten lichaam kon. Toen diende ze Aledis van repliek.

'Kijk eens Aledis, ik weet niets van goede naam of eer. Jij hebt me jouw eer verkocht. De mijne is me ontstolen toen ik nog een meisje was. Niemand heeft mij de keus gegeven. Vandaag heb ik gehuild, iets wat ik mezelf mijn hele leven niet heb toegestaan, en dat is voldoende. We zijn wie we zijn, en het heeft geen zin om te bedenken hoe we zo geworden zijn. Laat anderen maar strijden om hun eer. Je hebt hen vandaag gezien. Wie van de mensen die bij ons stonden kan spreken van eer of goede naam?'

'Misschien nu, nu de kwalijke praktijken...'

'Vergis je niet, het blijven arme drommels zonder een rooie cent. We hebben hard gewerkt om te bereiken waar we zijn; zet die eer maar uit je hoofd: dat is niets voor het volk.'

Aledis keek om zich heen en keek naar het volk. De mensen waren nu van de kwalijke praktijken bevrijd, maar het waren nog steeds dezelfde mannen en vrouwen zonder hoop, met dezelfde uitgehongerde kinderen, halfnaakt en op blote voeten. Ze knikte en sloeg haar armen om Francesca heen.